Thomas schrijft brieven met Luc Stas

 
 

Beste heer Stas, 

Ik schrijf je naar aanleiding van het project Gevangen in woorden. Daarin verken ik de wereld van misdaad, straf en herstel met een open blik. Het is een beladen thema binnen onze samenleving waarover bijna iedereen een mening heeft. Dat werd de afgelopen weken nog maar eens duidelijk met het proces van de Reuzegommers. Ons justitieel apparaat werd op de korrel genomen door opiniemakers en op sociale media. Vaak met gebrek aan kennis. Want hoe kunnen we oordelen over een systeem als we niet weten hoe het systeem werkt? Hoe kunnen we oordelen over een proces, als we niet aanwezigen waren bij dat proces? 

Vandaar dat ik bijzonder geprikkeld was door de vraag van het project Dialoog om met verschillende mensen brieven te schrijven uit de sector. Ik schrijf met een dader en een slachtoffer. Ik schrijf met een psycholoog, een rechter, een advocaat, een beleidsmaker en nog anderen. Als we spreken over straf is de gevangenis een van de bekendste strafmaatregelen, waardoor een gevangenisdirecteur niet in de reeks kan ontbreken. 

Zelf ben ik enkele malen in de gevangenis van Beveren geweest voor een project rond rouw. Het was voor mij een bevreemdende ervaring. Soms hoor ik mensen zeggen dat de gedetineerden te veel luxe hebben. Maar mij viel vooral het klinische op de gevangenis. Een grijs gebouw volledig uit beton, dat ik niet associeer met luxe. Het voelt er kil aan. Natuurlijk is een detentieplaats geen hotel. Maar in mijn aanvoelen klopt de perceptie niet dat er te veel luxe is in een hotel. Een vogel in een gouden kooi blijft nog steeds een gevangen vogel. 

Krijgen gedetineerden inspraak in hoe een gevangenis ingericht wordt. Daarbij denk ik dan vooral aan de gemeenschappelijke ruimtes, het buitenplein. Maar ook bij de ontwikkeling van nieuwe gevangenissen. Worden daarbij ook gedetineerden of ex-gedetineerden geraadpleegd. Want ik kan mij inbeelden dat het belangrijk is dat de gevangenis ook aan hun noden moet voldoen. Het uiteindelijke doel van detentie is mensen een tweede kans geven in de samenleving. Dat maakt belangrijk dat de gedetineerden niet verbitterd de gevangenis verlaten. Want dan is de kans op recidive volgens mij groter. 

Een andere belangrijke groep waarvoor een gevangenisdirecteur verantwoordelijk voor is zijn de cipiers. Heel vaak komen ze negatief in de media naar voor. Er leeft de perceptie dat cipiers vaak staken. Terwijl ze vaak het werk neerleggen voor terechte redenen. Ze klagen het personeelstekort aan en ook de overbevolking van de gevangenissen. Terwijl dat essentieel is voor een goed functionerende gevangenis. Zie jij hier oplossingen voor in de toekomst? 

Het is niet mogelijk om met iedere tak uit de sector brieven te schrijven. We hebben nu eenmaal maar zoveel uren op een dag. Cipiers zijn niet opgenomen binnen de briefwisselingen, terwijl ze wel een belangrijke groep vormen. Toch kunnen ze misschien een stuk via jouw aan het woord komen. Wat zijn volgens jouw de belangrijkste kwaliteiten van cipiers? 

Met vriendelijke groet,
Thomas


Beste Thomas,

Dank voor uw eerste brief waarin u meteen enkele pittige thema’s aan de orde stelt.

Inspraak van gedetineerden.

Overleg en participatie van gedetineerden zijn al enkele jaren een aandachtspunt binnen het gevangenisbeleid. Gedetineerdenoverleg is wettelijk voorzien sinds de Basiswet van 2005 die de interne rechtspositie regelt, maar was de facto al daarvoor in voege in een sommige gevangenissen. Ondertussen bestaat er ook een Koninklijk Besluit dat de modaliteiten van dat overleg vastlegt. De bedoeling van die inspraak is om het aanbod in de gevangenis aan te passen aan de behoeften van de gedetineerden op het vlak van de kantine, de bibliotheek, het cursusaanbod , de bezoekmomenten enz.  Derden kunnen worden toegelaten op dit overleg, bijvoorbeeld de leden van de Commissie van Toezicht. Dit is een garantie voor de transparantie van de besluitvorming.

Wanneer het gaat over het inrichten van de gevangenis en de ontwikkeling van nieuwe gevangenissen is de inspraak van gedetineerden minder evident. Weliswaar heeft de gedetineerde in beperkte mate het recht om zijn eigen cel  naar eigen goeddunken in te richten, in de praktijk zijn er grote verschillen naargelang de gevangenis. In strafuitboetingshuizen is op dat vlak meer toegelaten dan in arresthuizen, die overbevolkt zijn en waar het een continu komen en gaan is.

Regelmatig worden gedetineerden betrokken bij kunstprojecten met  als doel de gevangenis op te smukken, zoals het aanbrengen van graffiti op de muren van de wandelkoer. Ook de producten van de teken-, schilder-, en keramiekateliers worden aangewend om diverse ruimten te versieren.

Gedetineerden worden ook frequent betrokken bij technische projecten en opfrissingswerken, niet alleen voor de uitvoering, maar ook bij het ontwerpen. Zo denk ik aan de inrichting van een nieuwe keuken in de vrouwenafdeling en de nieuwe cafetaria in de bezoekzaal van de gevangenis te Gent. Ook in Gent werd in de jaren ’80 een gedetineerde zelfs gelast met het tekenen van de voorontwerpen van een nieuwe bezoekzaal en een unit voor ongestoord bezoek.

Maar systematische consultatie van gedetineerden bij het ontwerp van nieuwe gevangenissen is niet echt aan de orde, en dat is een gemiste kans. En helaas worden zelfs directeurs of andere medewerkers niet of te weinig betrokken bij het ontwerpen ervan, zoals bv. in het geval van deze te Brugge, met een navenant resultaat: een kille, afstandelijke mastodont.

Er is dus nog een ganse weg af te leggen op het vlak van echte participatie door gedetineerden op een aantal belangrijke beleidsdomeinen.

Stakingen.

De aanleidingen tot de frequente cipiersstakingen zijn in ons land quasi van alle tijden. We spreken over de eeuwige overbevolking en de nooit volzette personeelskaders.

Al van midden de jaren tachtig van vorige eeuw is de gevangenisbevolking in België continu aan het  stijgen zonder dat in evenredigheid de vereiste bijkomende celcapaciteit werd gecreëerd. Dit heeft een chronische overbevolking van de arresthuizen tot gevolg. De bezetting loopt er soms op tot 175%!  Dit is al lang niet meer te rechtvaardigen en is een rechtsstaat onwaardig. Gevangenissen kunnen geen opnames weigeren, maar dit heeft nefaste gevolgen, niet alleen voor de leefomstandigheden van de gedetineerden, maar ook voor de werkomstandigheden van het personeel. De Belgische overheid slaagde er de voorbije 35 jaar niet in om dit capaciteitsprobleem op een afdoende wijze te  remediëren.

Dat het personeel regelmatig protesteert tegen deze toestand, is dan niet te verwonderen, temeer omdat daarbij komt dat de personeelskaders ook maar zelden volledig opgevuld zijn.  De overheid is hier manifest in gebreke. Ironisch genoeg blijkt die overheid ook al lang niet meer wakker te liggen van die stakingen.

Mijns inziens ligt de oplossing erin de strafduur korter te maken, zodat de doorstroming versnelt, maar terzelfdertijd meer in te zetten op detentieprogramma’s die tegemoet komen aan de onderliggende zorgnood van de gedetineerden.

Het is nodig dat de gevangenissen meer inzetten op de inhoudelijke kant van de detentie. Veiligheid is uiteraard belangrijk, maar onder invloed van de omstandigheden en de tijdsgeest is de focus te eenzijdig gaan liggen op de interne en externe veiligheid.

Maar tot wat dient een langgerekte detentie indien er gedurende die tijd aan de problematiek van de gedetineerden niet grondig kan gewerkt worden? Dit is dan alleen maar verloren tijd.

Wanneer meer ingezet zou worden op een zorgbenadering op maat, zullen gedetineerden vroeger en beter klaar zijn met hun reïntegratievoorbereiding en beter gewapend de gevangenis verlaten. Hierdoor kan de detentieduur korter gehouden worden en zal de gevangenisbevolking dalen en zullen er budgetten vrij komen om de zorgprogramma’s te bekostigen.

Om het probleem van de onderbezette kaders op te lossen, zou men de lokale gevangenisdirecteurs de autonomie moeten geven om zelf hun  medewerkers te rekruteren. Directies zouden er proactief voor zorgen dat hun personeelskader ingevuld is. Bovendien zou zij deze kandidaten binnen halen waarvan het profiel het best aansluit bij de cultuur van de eigen inrichting. Dit zou niet in het minst ten goede komen aan de medewerkerstevredenheid en aan een betere relatie tussen werkgever en werknemer.

Kwaliteiten van een cipier

De officiële functiebenaming van cipiers luidt vandaag “penitentiair bewakingsassistent”. Vroeger gebruikte men de term “bewaarder”, die ik veruit verkoos boven de eerste. De eerste refereert vooral aan de veiligheidsopdracht van de penitentiaire ambtenaar, terwijl de tweede verwijst naar de zorgfunctie. Het gevangenispersoneel heeft als voornaamste opdracht te zorgen voor – kwetsbare -mensen. Cipiers dienen dus vooral bewaarders te zijn, en geen bewakers.

Is het omkaderen van gedetineerden met geüniformeerde bewakingsassistenten nog het geschikte model om anno 2023 een detentie op de meest zinvolle manier te laten verlopen? In de 19e eeuw werd de cipier beschouwd als een “surveillant”, maar is het nodig om vandaag grosso modo op dezelfde manier te blijven werken, al zijn hun aantallen proportioneel vertienvoudigd ten opzichte van 150 jaar geleden.

Het invoeren van de zogenaamde detentieplanning vereist een nieuwe organisatie van de detentie. Op de eerste plaats moet ook het eerstelijnsniveau, de penitentiaire bewakingsassistenten of de detentiebegeleiders, die 24 op 7 aanwezig zijn, volwaardig betrokken worden bij het verhaal. Hun jobinhoud moet ontleend worden aan de doelstellingen van de detentieplanning. Zij moeten participeren aan de opmaak van die plannen, deelnemen aan de teambesprekingen, tijd kunnen besteden aan gesprekken met gedetineerden, enz. Tot voor kort echter werden “cipiers” gerekruteerd om vooral veiligheids- en logistieke taken uit te voeren. Nochtans beschikken velen van hen over meer potentieel, maar blijft dit onderbenut.

Verheugend nieuws was ongeveer een jaar geleden door de penitentiaire administratie een nieuwe functie in het leven werd geroepen: de detentiebegeleider. Deze nieuwe functie deed zijn intrede in de nieuwe gevangenissen van Haren en Dendermonde. In de detentiehuizen zullen uitsluitend detentiebegeleiders werken. In transitiehuizen zijn het leefcoaches en krachtcoaches. In de detentiehuizen en in de transitiehuizen draagt het personeel geen uniform.

In de nieuwste gevangenissen zijn dus twee soorten cipiers in dienst: de penitentiair bewakingsassistenten en de detentiebegeleiders. In de opdracht van deze laatste ligt de klemtoon vooral op het zorg- en begeleidingsaspect, zonder het veiligheidsaspect uit het oog te verliezen.

Dit wil niet zeggen dat in het verleden al niet heel wat penitentiaire bewakingsassistenten werkten in de geest van de nieuwe functie. Zo  denk ik aan de  equipes van gedetineerden die in de keuken, in een atelier, in de technische dienst, of in de cafetaria van de bezoekzaal werkten, onder het gezag van een bewakingsassistent. In de praktijk was die man of die vrouw soms meer een vader- of moederfiguur dan een loutere toezichter. Maar dit model zou meer moeten veralgemeend worden.

Wie als eerstelijnswerker wil werken in een gevangenis moet op de eerste plaats beschikken over het juiste profiel. Dit wil zeggen dat hij of zij graag moet omgaan met mensen, en in staat zijn gedetineerden als mensen te zien, onafgezien van het misdrijf dat ze gepleegd hebben. Wie niet graag omgaat met mensen en alleen maar geïnteresseerd is in veiligheidstechnieken, moet niet in een gevangenis komen werken. De goede cipier is in staat de juiste balans te houden tussen het begeleidings- en het zorgaspect van de functie. Trouwens, veiligheid wordt niet op de eerste plaats bewerkstelligd door elektronica en traliewerk, maar door de manier van omgaan van het personeel met de gedetineerden.

Met vriendelijke groet,
Luc Stas


wordt vervolgd



Reageren? Dat kan hieronder!

Wees hierbij aardig en beleefd. Reacties met haatdragende taal of pesten worden verwijderd.

Vorige
Vorige

Thomas schrijft brieven met Claire over daderschap

Volgende
Volgende

Thomas schrijft brieven met Ines Deprez